Wisselwereld

Dit verhaal was een inzending voor de schrijfwedstrijd “Nederland Schrijft een Boek”.

Deze wedstrijd zou twaalf rondes bedragen, waarbij in iedere ronde een nieuw hoofdstuk moest worden geschreven dat aansloot op het vorige, om zo met alle winnaars samen een boek met één verhaal te schrijven. Mijn inzending voor het eerste hoofdstuk werd gekozen als winnaar en is hieronder te lezen. De wedstrijd werd helaas na ronde 7 gestaakt wegens persoonlijke omstandigheden van de organisatoren.

Inmiddels hebben een mede-winnaar en ik besloten om dit verhaal toch nog af te gaan schrijven, voortbordurend op de hoofdstukken die al geschreven zijn. Wij en de andere winnaars zouden het enorm zonde vinden als dit boek nooit afkomt, nu het verhaal al zo ver gevorderd is.

Opdracht: Schrijf het eerste hoofdstuk van een boek. Genre en thema waren vrij. Maximale lengte was vijfduizend woorden.


WISSELWERELD

Zuchtend stapte Evan van zijn motor af. Met zijn hand schermde hij zijn ogen af tegen de felle zon en keek naar het immense gebouw voor hem. Techlab; het technische paradijs in het hartje van Lyon en tevens zijn werkgever. Evan vergrendelde zijn motor met zijn horloge en liep met grote passen richting de entree. Na het beklimmen van de eerste paar treden naar de ingang baadde hij al in het zweet en in stilte vervloekte hij de hittegolf die al bijna een week aanhield. Het heetste moment van de dag was pas net voorbij.
Eenmaal binnen was het alsof Evan bevroor. Het klimaatsysteem werkte op volle toeren om het gebouw te verkoelen naar een temperatuur waarbij Evan blij was dat hij zijn motorjack nog aan had. Er werd dan ook absurd veel energie verbruikt tijdens de heetste dagen van het jaar, maar gelukkig werd een belangrijk aandeel daarvan geleverd door de warmte absorberende ramen. De warmte werd afgevoerd en omgezet in elektriciteit, die vervolgens weer werd verbruikt door het klimaatsysteem, de duizenden werkstations en de laboratoria die in sommige gevallen complete of zelfs meerdere etages besloegen.
Snel stak Evan de grote hal – vol klanten, zakenpartners en toeristen – over en liep naar de liften. Met het gevoel dat hij na een flinke work out in de sportschool direct naar buiten was gelopen op een koude winterdag, stond hij nu te wachten. Nadat de lift leegstroomde en er samen met Evan een journalist en een medewerker van de restauratieve dienst – met een wagentje vol vuil servies en restanten van een lunch – instapten, gaf Evan de lift opdracht om hem naar de 97ste verdieping te brengen.
Nadat Evan de juiste etage bereikt had, liep hij naar de balie tegenover de lift en bleef daar staan. De jonge receptioniste was druk in gesprek via haar head set en zat met haar rug naar hem toe. Aan de toon en het onderwerp van de monoloog te horen was het geen zakelijke conversatie. Toen de receptioniste Evans weerspiegeling in het glas van een fotolijst zag, draaide ze zich snel om op haar bureaustoel, terwijl ze de persoon met wie ze in gesprek was vroeg om een moment geduld.
“Mijn excuses, Evan,” glimlachte ze ongemakkelijk.
Evan glimlachte flauwtjes terug, maar was niet in staat om uit beleefdheid te zeggen dat het niet erg was.
“Meneer Dytre is nog even bezig, hij zal je zo snel mogelijk opzoeken,” was de jonge vrouw zijn vraag voor.
Geïrriteerd draaide Evan zich om en beende zonder nog wat te zeggen richting zijn werkkamer. Met de deurklink in zijn hand hoorde hij hoe de receptioniste haar gesprek weer oppakte en zuchtend betrad hij zijn kamer. Met een plof liet Evan zich in zijn bureaustoel vallen en logde in op zijn eeuwig aanstaande computer. Zijn gedachte over de hypocrisie waarmee hij enerzijds het energieverbruik van Techlab bekritiseerde en anderzijds zelf ook weinig moeite deed om daar verandering in te brengen, verdween snel naar de achtergrond toen Evan het berichtje van Dytre in zijn inbox zag staan. Wat dacht die man eigenlijk? Eerst een niet te weigeren verzoek sturen om direct naar de zaak te komen en vervolgens zelf niet aanwezig zijn! En dat alles op de dag die Evan speciaal had vrij gevraagd – en gekregen – om met zijn jarige vriendin door te brengen. De laatste tijd hadden ze elkaar weinig gezien, wegens zijn regelmatige overwerk tot in de kleine uurtjes.
Evan zuchtte nog eens en schonk zichzelf een glas water in. Uit één van de zakken van zijn zwart rode leren jack haalde Evan het cadeautje voor zijn vriendin; een multi-cam. Het was niet de nieuwste editie, maar hij was ervan overtuigd dat ze het leuk zou vinden. Evan stopte het cadeautje weer weg en koos het nummer van zijn vriendin op zijn horloge. Hij kon haar maar beter laten weten dat het waarschijnlijk langer zou duren, voor de teleurstelling nog groter werd.

Ruim een kwartier later – toen Evan inmiddels uit verveling een rapport was gaan lezen – hoorde hij voetstappen in de gang naast zijn werkkamer, waarna de deur bijna geruisloos open werd gedaan. Dytre; dat kon niet anders. Om zijn onvrede te laten blijken bleef Evan naar zijn monitor kijken.
“Evan, het spijt me, ik kon echt niet eerder komen. Er kwam iets belangrijks tussen.”
Evan snoof bij het horen van Dytres stem.
“Kom op, Evan, luister nou even. Als het niet nodig was geweest dan -”
Dytre werd onderbroken door geschreeuw, dat uit het einde van de gang leek te komen. Met een ruk draaide Evan zich om en vloog naar de deuropening, waar hij naast Dytre kwam staan. Er was echter helemaal niets opmerkelijks te zien en het was nu op het zachte zoemen van een brandmelder na weer helemaal stil. Evan keek de andere kant op en zag dat de receptioniste geschrokken achter haar balie stond, met een vinger tegen haar head set.
“Laten we gaan kijken,” stelde Evan voor en liep voorbij zijn werkkamer. “Misschien is er een ongeluk gebeurd in het lab.”
Een paar passen later verstijfde hij, omdat er bijna twintig meter verderop een deur met een hels kabaal uit zijn scharnieren knalde, gevolgd door het lichaam van een Techlab medewerker dat met zijn hevig bebloede labjas als een lappenpop tegen de muur vloog en op de grond smakte. Verbijsterd staarden Evan en Dytre naar het lijk dat nu in de gang lag en keken verschrikt op toen een lange in het zwart gehulde gedaante het laboratorium uit liep. Hoewel ze vanaf een redelijke afstand toekeken, voelden ze beide een druk op hun lichaam alsof ze plotseling op de bodem van een zwembad stonden. En er was nog iets; een ongeëvenaarde sensatie van duisternis, die van de indringer leek te lekken. Terwijl ze naar adem hapten, sprong de zwarte figuur vanuit stand naar voren. Geschokt zagen Evan en Dytre de gedaante met veel geweld door de muur verdwijnen, waarna een absurde rust in de gang terugkeerde.
Evan voelde zijn hart in zijn hele lichaam kloppen. De vreemde druk was verdwenen, maar nu leek het alsof zijn lichaam te klein was geworden en het ieder moment kon openbarsten. Met een droog gevoel in zijn mond, stond hij aan de grond genageld. Niet helemaal stabiel en met een verdoofd gevoel was het alsof hij net een fles wijn achterover had geslagen, met het grote verschil dat hij nu overduidelijk sober was. Zijn hersenen hadden moeite om alles te verwerken wat hij net had gezien.
Met veel moeite wist Evan zich los te rukken uit zijn positie en zette een paar stappen naar voren, om te gaan kijken bij het laboratorium, maar bedacht zich. Hij draaide zich om en snelde langs Dytre op – die met grote ogen naar het gat in de muur staarde – naar de receptioniste, die leek te zijn gevlucht. Bij de balie zag hij haar echter op de grond liggen. Snel controleerde Evan haar hartslag en toen hij het bloed voelde pompen met nog niet de helft van de snelheid van zijn eigen bloedcirculatie, kwam hij tot de conclusie dat ze moest zijn flauwgevallen. Met de head set van de jonge vrouw riep hij de beveiligingsdienst op en riep tussen het hijgen door in steekwoorden dat ze met grote spoed naar B-vleugel van de 97ste etage moesten komen.
Nadat hij de head set aan de kant had gesmeten, rende Evan terug naar Dytre, die inmiddels bij de deuropening van het laboratorium stond. Met zijn ogen op zijn collega gefixeerd kwam hij net op tijd tot stilstand, toen hij plotseling aan de medewerker dacht die tegen de muur aan was gevlogen. Hij draaide zich naar het lichaam en voelde een hevige misselijkheid opkomen. De ledematen van de man lagen in een onnatuurlijke houding naast zijn gebroken lichaam, dat grotendeels was bedekt met bloed en brandwonden, waar zijn kleding en huid waren versmolten. Kokhalzend en met een hand voor zijn mond draaide Evan zich om naar de deuropening, maar wat hij daar zag leidde ertoe dat hij zijn maaginhoud niet meer binnen kon houden. Hij zette een stap naar achteren en gaf over, waarbij hij voelde hoe braaksel niet alleen door zijn mond, maar ook door zijn neusgaten naar buiten werd gestuwd.
“Gaat het?” mompelde Dytre, toen Evans braakneigingen waren gestopt.
Evan veegde zijn mond en betraande ogen af met zijn handen en wreef die langs zijn vintage spijkerbroek. Hij haalde zijn neus op en slikte het mengsel van snot, tranen en braaksel dat in zijn neus was achtergebleven door, waarna zijn gezicht vertrok door het branderige gevoel in zijn keel.
Terwijl hij naar de grond staarde wachtte Evan voor een moment tot hij weer op adem was gekomen. “Ja, het gaat wel,” zuchtte hij na twee lange minuten, zonder bij de betekenis van de woorden na te denken.
Voorzichtig richtte hij zich weer op en met een duizelig gevoel keek hij voor de tweede keer het laboratorium in. De ruimte was veranderd in een klein, bloederig slachtveld. Het meubilair en dure meet- en testapparatuur lagen verspreid over de vloer, met daartussen de levenloze lichamen van de laboranten. Evan hoefde niet te controleren of deze collega’s misschien nog leefden, want ze waren vreselijk toegetakeld. Ook hun lichamen waren hevig bebloed en een aantal van hen waren onherkenbaar verbrand, alsof ze te dicht bij een gasexplosie hadden gestaan. Een vrouw lag met haar buik op de grond met een grote plas bloed rond haar hoofd. Evan kon zich niet bedwingen om beter te kijken en zag tot zijn schrik dat haar onderkaak en een deel van haar hals miste. Zijn ontzetting over het gruwelijke tafereel veranderde langzaam in complete verbijstering. Hoe had dit kunnen gebeuren?
Evan schuifelde de gang weer op en zag dat Dytre naar de lift was gelopen, waar hij nu stond te wachten. Het viel Evan nu pas op hoe reusachtig het gat in de muur was. Van de vloer tot aan het drie meter hoge plafond en bijna net zo breed was de dikke brandveilige muur verpulverd. De brokstukken die aan beide kanten van de muur lagen vormden samen nog niet de helft van het stuk muur dat verdwenen was. Evan dacht terug aan het moment waarop de gedaante sprong en hoeveel kracht er nodig zou moeten zijn om zonder enige weerstand zoveel schade aan te kunnen richten. Was het misschien iemand in een nieuw model exo-skelet van het leger geweest? Of zelfs een robot? Maar wat was dan dat duistere gevoel geweest?
In gedachten verzonken en op wonderbaarlijke wijze inmiddels gewend aan het feit dat er een lijk aan zijn voeten lag, liet Evan zijn linkerhand over de blootgelegde binnenkant van de muur glijden. Besluiteloos staarde hij naar het gruis en de brokstukken die in het trappenhuis – aan de andere kant van de opening – lagen. Toen zijn blik richting de trap dwaalde, viel het hem pas op dat er een spoor van bloeddruppels naar boven leidde. Misschien was de vreemdeling gewond geraakt, maar Evan vermoedde dat het bloed van de laboranten afkomstig was.
Hij keek nog eens opzij en zag dat Dytre – zonder iets te zeggen – was vertrokken. Verder was er niemand te zien. De overige aanwezige collega’s hadden zich ongetwijfeld uit de voeten gemaakt, terwijl Evan volledig in beslag werd genomen door wat er voor zijn neus gebeurde.
Met een grote pas stapte Evan door het gat in de muur en voelde zich op dat moment opeens erg klein. Hoe lang was die vreemdeling eigenlijk geweest? Tweeënhalve meter? Evan liep richting de trap naar boven en bleef daar staan twijfelen. Iets in hem wilde het spoor van bloed volgen. De duistere gedaante die uit het niets was verschenen intrigeerde hem en uiteindelijk won zijn nieuwsgierigheid het van zijn angst om zelfs iets te overkomen. Hij luisterde geconcentreerd, maar hoorde niets in het trappenhuis en besloot het spoor te volgen.
Na een paar treden klonk de slow whoop ten teken dat het gebouw werd ontruimd en Evan verwachtte dat het trappenhuis ieder moment zou vol stromen met medewerkers. Dat gebeurde echter niet. Evan wilde op de eerstvolgende verdieping het trappenhuis verlaten, maar de deur was vergrendeld. Opnieuw twijfelde hij. Als dit trappenhuis was afgesloten, kon hij dus ongestoord verder naar boven lopen, maar het gebouw werd niet zonder reden ontruimd. Bij het zien van nog meer bloeddruppels op de trap naar boven, kon Evan zich niet meer bedwingen. Met een baldadig gevoel snelde hij nu met twee treden tegelijk over de trappen naar boven, terwijl de adrenaline door zijn lichaam gierde van de spanning.
Enkele verdiepingen later moest Evan even uitrusten; zijn conditie was ook niet meer wat het geweest was. Hijgend luisterde hij of hij behalve de slow whoop nog iets anders kon horen. Het was alsof er geschuifel van een paar etages hoger in het trappenhuis kwam, maar Evan kon het geluid niet plaatsen. Op zijn hoede vervolgde hij zijn weg, nu zo stil mogelijk en niet meer rennend. Een etage later wist hij zeker dat er boven hem iets of iemand was en hij aarzelde of hij nog verder zou gaan.
“Nu!” hoorde hij een mannenstem roepen, gevolgd door een hoop kabaal en voetstappen.
Evan deinsde achteruit en was bang dat er een groep mensen naar beneden zou komen stormen, maar het gerommel boven hem nam af.
“Daar is hij! Houd hem tegen!” hoorde hij dezelfde stem zeggen.
Zonder erbij na te denken haastte Evan de trappen op, tot hij twee etages hoger een deur zag die open was geforceerd. Voorzichtig keek Evan om de hoek van de deuropening een brede gang in. Inmiddels moest hij zich op één van de laatste verdiepingen bevinden, waar hij nagenoeg nooit was geweest, omdat er voornamelijk vergaderkamers en kantoren waren van de hoogste leidinggevenden en de raad van bestuur.
Hoewel er niets of niemand te zien was, hoorde Evan haastige voetstappen en geratel. Het volgende moment verschenen er schaduwen achter het getinte glas van een vergaderruimte. Evan – die inmiddels in de gang stond – stapte terug het trappenhuis in. Met trillende handen van de zenuwen haalde hij de multi-cam tevoorschijn, zette die aan en klikte het kopstuk met de lens los van de rest van het apparaatje. Evan hield de lens om de hoek en hoewel hij zijn handen niet stil kon houden, zag hij na het automatische scherpstellen duidelijk wie er door de gang liepen.
Het waren zes soldaten van de beveiligingsdienst. Om de geheimen, nieuwe producten en topmedewerkers van Techlab te beschermen, waren er dag en nacht van deze teams in het gebouw aanwezig om situaties op te lossen waar de gewone beveiligingsbeambten niet toereikend voor waren. Ze waren geheel in het zwart gekleed, met in witte blokletters op de rug van hun nano-vesten TECHLAB SECURITY en daaronder het logo. Hun pistolen hingen nog veilig in de holsters, maar in hun handen droegen ze semi-automatische machinegeweren. Voor hun gezicht droegen ze gasmaskers en Evan vroeg zich af of het verstandig was om nog langer in de buurt te blijven.
Eén van de mannen stak zijn hand op, ten teken dat de rest moest wachten. “Alfa 2 aan Beta 2, we sluiten hem in tussen de grote vergaderzaal en het sanitaire blok, B-vleugel.” Vervolgens gebaarde de man dat ze verder gingen en de mannen renden naar de afgesproken plek.
Zonder er bij na te denken rende Evan op een afstand achter hen aan. Ondertussen zocht hij de opname stand van de multi-cam, waardoor hij niet door had dat hij op het groepje was gestuit. Snel dook hij weg achter een muur, in de hoop dat ze hem niet hadden gezien. Dit was de plek waar zojuist over werd gesproken; een hal met aan de ene kant grote matglazen deuren naar een vergaderzaal en aan de andere kant twee deuren naar de dames- en herentoiletten. In het midden waren twee zithoekjes met grote fauteuils. Aan het plafond hingen met klimplanten omweven cilinders, gevuld met water, waar enkele exotische vissen in zwommen.
“Neem jullie posities in,” hoorde Evan de man zeggen die waarschijnlijk de leider van het team was.
Evan pakte een strip kauwgum uit zijn jack, kauwde driftig op één van de kauwgumpjes en plakte daarna het kopstuk van de multi-cam op een muur, vanwaar hij kon zien wat er zou gebeuren. Daarna kroop hij een eind langs de muur terug en keek gespannen naar het scherm.
“Begrepen.” klonk het.
Het volgende moment verscheen de zwarte gedaante in de hal. Het was alsof hij er opeens was. Hij stond met zijn gezicht – die onzichtbaar was onder de grote kap over zijn hoofd – naar de deuren van de vergaderruimte gericht. Evan zag op het scherm hoe de lucht om de vreemdeling heen vibreerde en hij was er zeker van dat het geen defect was van de multi-cam. Opnieuw werd hij zich een vreemd gevoel gewaar. Het was alsof er een steen op zijn maag lag en de zwaartekracht toe was genomen. Achter in beeld verschenen aan weerszijden van de hal een aantal soldaten van de beveiligingsdienst en het leek erop dat de indringer nu was ingesloten.
“Op je knieën en handen op je hoofd!” riep de leider van het team. “En geen geintjes!”
De duistere gedaante verroerde zich niet, maar het leek alsof de lucht om hem heen sterker begon te trillen.
“Ga op je knieën zitten, met je handen op je hoofd!” riep de leider nog eens.
Langzaam hief de vreemdeling zijn armen, maar hield ze stil ter hoogte van zijn borst.
Verward wachtten de soldaten af of hij zijn armen nog op zijn hoofd zou leggen. Evan werd zich gewaar van een zacht gezoem dat langzaam aanzwol en zag dat de lucht rond de gedaante nog sterker begon te vibreren, terwijl het geleidelijk donkerder leek te worden. Rond zijn vuisten ontstonden donkere doorzichtige bollen en Evan had het gevoel dat hij weg moest wezen.
“Op je knieën! Nu!” werd er gebruld, maar de indringer gehoorzaamde niet.
Terwijl Evan verder van het tafereel wegkroop, hoorde hij het commando om te vuren. Op zijn scherm zag hij de soldaten aan de overzijde wegduiken, waarna zes machinegeweren met hels kabaal hun kogels uitbraakten. Met zijn handen op zijn oren keek Evan op de multi-cam, maar vrijwel direct vulde het beeld zich met rook en begon er een brandmelder te piepen. De sprinklerinstallatie werd automatisch in werking gesteld en enkele seconden later staakte het vuren. Langzaam trok de rook via het ventilatiesysteem in het plafond weg.
Geschrokken zag Evan dat de gedaante in het midden er nog steeds stond, schijnbaar onberoerd. Op een paar kogelgaten in het meubilair na was er echter geen spoor van missende kogels. De vreemdeling moest het pantser van een tank dragen om zonder schade zoveel gerichte kogels te overleven. Het zou kunnen verklaren waarom hij zo lang en breed was. Of misschien was het dan toch een robot, maar zijn bewegingen waren daarvoor veel te soepel. Evan zoemde met de multi-cam in en zag dat er iets in een halve cirkel om de gedaante heen lag. Het leek sterk op koperen schilfers, die bijna niet anders dan restanten van de munitie konden zijn. Waren de kogels simpelweg verpulverd zoals dat eerder met een deel van de muur was gebeurd?
De indringer werd weer ingesloten door de soldaten, maar het was duidelijk dat ze zich geen raad wisten met deze situatie. De vuisten van de vreemdeling – waar nu duidelijk donkere bollen omheen zweefden – vouwden zich open.
“Terugtrekken!” beval de leider van de soldaten, maar voor ze één stap naar achteren hadden kunnen zetten, vulde de hal zich met een oorverdovende dreun waar Evan onpasselijk van werd. Verbijsterd keek hij – de eerste schrik te boven – op het scherm van de multi-cam, maar daarop stond dat er geen verbinding meer met de lens was. Angstig keek Evan op naar het gedeelte waar de gang overging in de hal en zag daar iets wat niet meer te herkennen was als de lichamen van de soldaten. Hij begon te kokhalzen en wendde zijn blik af van de ledematen en de organen die tegen de muur en het plafond kleefden. Behalve een kleine hoeveelheid gal kwam er niets naar buiten, maar de braakneigingen hielden aan.
Pas minuten later kwam Evan weer op adem, terwijl hij op handen en knieën zat. Zijn buikspieren waren verkrampt en hij voelde zich plotseling zo zwak, dat hij het gevoel had niet meer te kunnen staan. De situatie vereiste echter dat hij in beweging kwam en met zijn rechterhand zocht hij de steun van de muur. Evan had het gevoel dat hij het de soldaten verplicht was om – tegen beter weten in – te kijken of hij ze nog enige hulp kon bieden. De druk die hij eerder had gevoeld was verdwenen en Evan hoopte dat de indringer weg was.
Terwijl hij de multi-cam in zijn jaszak stopte, schuifelde Evan op de hal af. Er brandde geen licht meer, wat de plek nog onheilspellender maakte. Ook de brandmelder en de sprinklerinstallatie waren ermee gestopt, waardoor het nu doodstil was, op af en toe een druppel na, die van het plafond in een plasje op de vloer viel. Evan probeerde niet naar de wijd verspreide lichaamsdelen en al het bloed te kijken en liep voorzichtig de hal in. Het licht dat de hal aan de overzijde binnenviel, had een rode gloed door het bloed dat tegen de ramen kleefde en door de gesprongen lampen was de hal redelijk verduisterd. Gelukkig kon hij genoeg zien om te concluderen dat de vreemdeling was verdwenen. Alles wat in de hal had gestaan leek aan de kant te zijn geblazen, tot het tegen de muur aansloeg. De deuren van de vergaderzaal waren gebarsten en Evan voelde onder zijn schoenen de glasscherven van de glazen cilinders.
Evan probeerde de geur van aangebrand vlees te negeren, maar zijn hart sloeg een slag over toen hij zich realiseerde wat hij in zijn mond proefde. Het was een niet te miskennen ijzerachtige smaak. De lucht moest gevuld zijn met bloed zo klein als stofdeeltjes. Evan schakelde het licht van zijn horloge in en zag de deeltjes door de lucht zweven. In paniek rende hij naar de andere kant van de hal, waarbij hij nog bijna struikelde over een aan stukken gereten fauteuil. Hij begon als een bezetene met zijn T-shirt zijn gezicht te poetsen, terwijl hij haastig een toilettenblok ver van de hal opzocht om daar zijn mond te spoelen. In de spiegel zag hij de roze gloed op de delen van zijn gezicht die hij nog niet had gepoetst. Het gedeelte van zijn witte T-shirt dat niet door zijn jas werd bedekt was nu bijna rood, met hier en daar een zwarte veeg.
Nadat hij zijn gezicht en haar had gewassen, ritste hij zijn jas dicht, om niet naar de bloedvlekken op zijn T-shirt te hoeven kijken. Hij dronk nog wat water, maar dat kon het droge gevoel in zijn mond niet verdrijven. Met zijn handen op het wastafelmeubel leunend, keek Evan zichzelf in de spiegel aan. Zijn blauwe ogen waren waterig en zijn donkerblonde haar stak alle kanten op. Wat was er aan de hand? Was dit een terroristische aanval? Of was het nog veel gevaarlijker dan dat? Evan wist dat Techlab ook producten voor het leger ontwikkelde, maar hij kon zich niet voorstellen dat zijn werkgever of een concurrent zulke geavanceerde wapens en bescherming hadden ontwikkeld. Evan zuchtte diep en verwenste zijn dwaze idee om het gevaar op te zoeken.
Na enige aarzeling besloot Evan om te vertrekken. Misschien was het verstandiger om te blijven wachten tot hij uiteindelijk zou worden gevonden door hulpdiensten, maar Evan voelde zich vreselijk en wilde naar huis. Hij had behoefte aan een koude douche en de warmte van zijn vriendin. Op zijn hoede opende hij de deur en verliet de sanitaire ruimte, waarna hij de liften in de C-vleugel opzocht. Daar aangekomen zag hij dat deze waren uitgeschakeld en dat hij moest lopen. Het was chaos in zijn hoofd en pas bij het zien van de grote gele cijfers in het trappenhuis realiseerde hij zich op welke etage hij was; de 103e. Zuchtend begon Evan aan de afdaling.
Na meer dan twintig etages ging Evan op een trap zitten om even uit te rusten. Door alle gebeurtenissen was deze dag al uitputtend genoeg en nu kwam dit er ook nog bij. Ze hadden er wel eens grappen over gemaakt op de 97ste, maar Evan had niet verwacht dat hij ooit in het hypermoderne gebouw daadwerkelijk naar beneden zou moeten lopen. Hij staarde een tijdje naar het raam dat het trappenhuis verlichtte, maar waar hij niet doorheen kon kijken. Een laag doorzichtig brandwerend materiaal moest het glas beschermen tegen hitte, zodat het niet zou barsten bij brand.
Opeens schrok Evan op uit zijn gedachten en zocht het telefoonnummer van zijn vriendin op het display van zijn horloge. Waarom had hij er niet eerder aan gedacht om haar te bellen? Ze had inmiddels ongetwijfeld iets meegekregen over de ontruiming van Techlab en zou vast ongerust zijn. Hij koos het nummer, maar er werd geen verbinding gemaakt. Misschien was er een communicatieblokkade van kracht. Dat zou niet ondenkbaar zijn als maatregel om eventuele informatiecriminelen in het gebouw tegen te houden om hun voordeel met de situatie te doen. Het zou tevens verklaren waarom Myrthe zelf – of iemand anders – nog niet had gebeld. Evan schudde zijn hoofd, gevolgd door een verbluft lachje; hij was nu niet helder genoeg om dit soort dingen zelf te bedenken.
Een paar minuten later stond Evan weer op en vervolgde zijn weg naar beneden. Zijn bovenbenen voelden ontzettend zwaar en zijn voeten deden pijn. Inmiddels keerde er langzaam wat rust terug in zijn hoofd. Het monotone afdalen van de trappen maakte zijn hoofd leeg en zijn vermoeidheid voorkwam dat er al te veel gedachten waren die zich aan hem opdrongen. Een doffe dreun deed hem opschrikken, terwijl hij de trap onder zijn voeten voelde trillen. Een tweede doffe dreun klonk, waarna een deur van het trappenhuis één of twee verdiepingen lager openklapte. Evan verstijfde en was bang dat zijn geluk nu op was. Als hij nog één keer bij de krachtige indringer in de buurt zou komen, zou dat ongetwijfeld zijn einde betekenen. Hij wilde naar boven rennen, maar zijn benen wilden zich niet verroeren. Het bleef verdacht stil, hoewel er af en toe iets te horen was dat op verschuivend meubilair leek, maar dat was zo zacht dat het ver weg moest zijn.
Uiteindelijk dwong Evan zichzelf om verder naar beneden te lopen. Als hij weer naar boven ging zou hij als een rat in de val zitten, in het geval dat de vreemdeling achter hem aan zou gaan. Bovendien waren de soldaten er misschien in geslaagd om de indringer uit te schakelen. Evan achtte de kans erg klein, maar had veel behoefte aan de gedachte dat hij een kans maakte om het gebouw levend te verlaten. Twee etages later vond hij de deur die was open gesprongen, maar zag dat het niet met zoveel geweld was gebeurd als hij vandaag al eerder was tegengekomen. Het metalen kozijn was iets verbogen, waardoor de deur open had kunnen klappen. Een stang van de deurdranger was losgeraakt, waardoor het automatische sluitingsmechanisme niet meer werkte.
Evan bleef bij de deur staan en keek verbouwereerd naar de etage voor hem. Het betrof één van de grootste laboratoria van het gebouw, dat nagenoeg de hele verdieping in beslag nam. Enkele meters voor hem zag hij de restanten van één van de deuren van wat men de schil noemde; een binnenmuur die het complete laboratorium omsloot en zich over meerdere verdiepingen strekte, om er zeker van te zijn dat het gescheiden zou blijven van de buitenwereld en vice versa. Nu was de schil echter gepenetreerd. Van binnenuit zo te zien, want het metaal van de restanten van de deur krulde zich naar buiten.
Achter het gat zag Evan dat apparatuur en meubilair over de vloer lagen, maar de ravage leek beperkt. Hoewel hij eigenlijk zo snel mogelijk naar beneden wilde gaan, liep Evan op de opening af. Hierbinnen lagen zoveel geheimen dat hij het nooit zou kunnen bevatten, maar hij had de kans om er zomaar naar binnen te wandelen. Een meter voor het gat hield hij echter halt en besloot dat het zo wel ver genoeg was. Bij het horen van een hoge pieptoon, alsof er een stuk metaal over een ander stuk metaal schuurde, deinsde Evan geschrokken achteruit. Een kruk vloog door het laboratorium en toen opeens stond de zwarte gedaante een meter of vijftig voor hem. Evans adem stokte in zijn keel en toen de vreemdeling zich langzaam naar hem omdraaide, was het alsof hij met een sloophamer tegen zijn borst werd geslagen. Evan stikte bijna en viel op één knie, happend naar adem. Door de waas voor zijn ogen zag hij hoe de indringer zijn onzichtbare gezicht naar het plafond richtte en er een glanzende zwarte bol om zijn lichaam werd gevormd. Net voor Evan dacht zijn bewustzijn te verliezen, zag hij hoe de bol als een kogel omhoog schoot, dwars door het plafond. Het gaf een hels kabaal en Evan werd door een schokgolf bijna omver geblazen. Er bleven luide knallen klinken, hoewel ze steeds zwakker werden, alsof de indringer door alle gebouwlagen heen schoot.
Compleet overdonderd liet Evan zich achterover zakken, tot zijn rug de vloer raakte. Hevig hijgend voelde hij tranen opkomen. Hij had zijn eigen dood gevoeld, maar was er op het allerlaatste moment aan ontsnapt. Een ongekende duisternis had hem willen verzwelgen, alsof de zwarte indringer hem met een onzichtbare hand had aangeraakt en zijn overweldigende kwaadaardigheid over Evan had uitgestort. Zoiets vreselijks had hij nog nooit gevoeld; het oversteeg zijn ergste nachtmerries. Verward en intens ongelukkig begon hij geluidloos te huilen.


Reactie van de jury:

  • Spannend
  • Vloeiend geschreven
  • Gemakkelijke schrijfstijl
  • Gedegen schrijfniveau
  • Meeslepend
  • Open voor verschillende plots
  • Nog geen directe stempel van sciencefiction, wetenschappelijk of thriller
  • Kansen om personages verder uit te diepen
  • Uitdaging voor andere schrijvers

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *